Virtueel geld
(2015-01) Traditionele economen beschouwen de stijgende vraag naar olie of andere grondstoffen als dé bepalende factor voor stijgende prijzen. De ‘Oostenrijkse School’, een stroming binnen de economische wetenschap, heeft een geheel andere visie op de ontwikkeling van grondstofprijzen. Zij beschouwt juist de verhoging van de lopende geldhoeveelheid, door een expansie van de kredietverstrekking, als de cruciale factor van stijgende prijzen. Voor de aanhangers van de ‘Oostenrijkse School’ is één ding zeker: des te meer monetaire eenheden circuleren, des te lager hun intrinsieke waarde.
Daarom is de geleidelijke stijging van de olieprijzen de afgelopen veertig jaar dan ook niet vreemd; niet zozeer de interactie tussen vraag en aanbod heeft gezorgd voor prijsstijgingen, maar het feit dat, met name sinds 1971, mondiaal steeds meer virtueel geld heeft gecirculeerd. Daardoor wordt de koopkracht geleidelijk uitgehold. Door de verhouding in te zien tussen de historische goud- en olieprijzen toont de ‘Oostenrijkse School’ dit aan. Zij beschrijft de goud/olie verhouding evenals de verhouding tussen de hoeveelheid olie die gekocht kan worden voor één dollar.
Als bijvoorbeeld de geldhoeveelheid in omloop sneller stijgt dan de olievoorziening, stijgt de olieprijs ook als de vraag naar olie niet toeneemt.
Op een logaritmische schaal blijkt dat de goud-/olie prijsverhouding tussen 1971 en 2010 nauwelijks is veranderd, terwijl er een sterk dalende lijn is te zien als we kijken naar de hoeveelheid olie die gekocht kan worden met één dollar. Als we de olieprijs van nu met de prijs van 1971 vergelijken is 96 procent van ons geld verdampt. Aangezien de inflatie sinds 1971 566 procent bedraagt, betekent dit dat de olieprijs sinds 1971 vijf maal duurder geworden is, maar sinds die periode ongeveer gelijk is gebleven aan de goudprijs. Prijsschommelingen worden dus niet alleen veroorzaakt door de veranderende voorkeuren van de levering en de consument, maar ook door wijzigingen in de geldhoeveelheid.
De waarheid ligt in het midden. Vraag – en aanbod zijn van belang voor een juiste prijsbepaling, maar ook strategische prijsvorming, zodat duurzame energie-opwekking (helaas) minder kans van slagen heeft. Daarnaast geldt de wet genaamd: there’s no cure for high prices, but high prices: investeringen in innovatie verdienen zich op den duur dubbel en dwars terug en bij een hogere olieprijs, kan er meer geïnvesteerd worden in nieuwe technologieën om moeilijker bereikbare olie te winnen. Het is dan ook te verwachten dat de olieprijs de komende twintig jaar (exclusief tijdelijke schommelingen) niet veel meer zal stijgen dan de inflatiecorrectie, tenzij wellicht er nog veel meer virtueel geld zal komen.